Een gietvloer van veenbespitten? Een interieur uit koffiedik? Het kan!

dinsdag 14 november 2017

“Wat als we nu eens veenbespitten en koffiegruis in gietvloeren zouden verwerken, en die er nog eens mooi laten uitzien ook?”, dachten ze bij Orineo. En ‘Touch of Nature’ was geboren, een Belgisch prijswinnend merk voor biobased materialen. Een gesprek met Philippe Willems, oprichter en zaakvoerder van Orineo.

Een logische opener: wat doet Orineo?

“In’t kort: Orineo bedenkt, ontwikkelt, produceert en verkoopt biogebaseerde materialen. Dat is een creatief proces - waarbij we mooie nieuwe dingen ontwikkelen - en een technologisch proces - voldoet het product aan alle vereisten, kunnen we het maken en zorgen dat het in de markt komt?

Oorspronkelijk ontwikkelde Orineo biogebaseerde formulaties op vraag van klanten, hoofdzakelijk uit de lijmindustrie. Het tweede, nieuwere domein is de eigen ontwikkeling van biomaterialen, onder de noemer ‘Touch of Nature’. Dit materiaal bieden we aan als gietvloer en als afwerking voor tafelbladen, bureaubladen, werkvlakken en decoratieve panelen.

We doen in beide gevallen enkel de formulering, het mixen van de juiste ingrediënten. Dit wil zeggen dat we zelf geen reacties doen of chemische middelen synthetiseren. We kopen onze harsen en additieven aan en combineren die tot gewenste producten. We kennen natuurlijk wel genoeg van chemie om met leveranciers te kunnen overleggen over hoe producten eventueel verbeterd kunnen worden.”

Touch of Nature: winnaar Biomaterial of the Year 2016

Op een internationale vakbeurs met 25 vertegenwoordigde landen won Touch of Nature de award voor Biomaterial of the Year 2016. Een vakjury maakte een shortlist van zes projecten, de deelnemers van de vakbeurs kozen na pitches de uiteindelijke winnaar.

Philippe Willems: “We scoorden om drie redenen. Marketing: we brengen onze producten anders in de markt, met aandacht voor ratio én emotie. Technologie: het belang dat we hechten aan het valoriseren van nevenstromen en daarmee het geheel hoogwaardiger maken. En ten slotte duurzaamheid: we gebruiken jaarlijkse planten voor toepassingen voor decennia.”

Meer weten >

Wat krijgt de klant dan in handen van jullie?

“Voor de vloeren is dat doorgaans een kant-en-klare ‘formulatie’: een bidon met het product, met het tweede-component-product, en een handleiding over hoe je het moet toepassen.

Voor de meubelbranche gaan we wel een stapje verder en samen met partners panelen maken. Daar leveren we de klanten dus afgewerkte panelen voor hun projecten.”

Welke producten hebben jullie onder Touch of Nature?

“Het komt steeds neer op plantaardig hars gecombineerd met natuurlijke vulstofffen. Het hars is het lichaam van ons materiaal, de vulstof is het hart en de ziel van ons materiaal. De vulstof maakt immers het verhaal en de aantrekkingskracht van ons product naar de klanten en is daarom essentieel.

De vulstoffen zijn steeds plantaardige nevenstromen die nu niet of slecht gevaloriseerd worden en die wij opwaarderen. Zo gebruiken we kurkenstoppen - die door werknemers in de sociale economie opgehaald, gesorteerd en vermalen worden - perskoeken van zaden die olie bevatten - zoals veenbespitten - koffiegruis, maïskolven, olijfbladen… noem maar op. Belangrijk is natuurlijk dat het kleur en textuur geeft aan het materiaal."

"In Gent maakten we de toog en muurbekleding van een koffiebar met het gruis van de bar zelf.”

Soms komt de vraag en het aanbod van de nevenstroom van de klanten zelf. We hebben bijvoorbeeld een klant die een vergadertafel wil laten maken met de eigen suikerbietresten. En in Gent maakten we de toog en muurbekleding van een koffiebar met het gruis van de bar zelf.”

En dat zijn natuurlijk mooie verhalen voor de klanten.

“Inderdaad. We richten onze marketing ook bewust op wat belangrijk is voor de consument. Dat is anders dan wat vaak traditioneel gedaan wordt in de bio-economie, waarbij al te vaak enkel gesproken wordt over technische eigenschappen. Die moeten er natuurlijk ook zijn, maar dat is niet de taal die de consument spreekt. De consument wil mooie producten, die een goed gevoel geven en degelijk zijn.”

Betalen jullie iets voor de reststromen die jullie verwerken?

“Ja, wij zijn bereid om te betalen voor iets dat anders als een afvalproduct beschouwd wordt.

En we willen trouwens ook niet per se de laagste prijs betalen voor die reststromen. Door de positionering van onze producten als vooral mooie, aantrekkelijke producten, kunnen we een toegevoegde waarde creëren: klanten willen de prijs betalen. Daardoor kunnen en willen we onze leveranciers ook een mooie en juiste prijs bieden voor hun grondstof. Zij mogen mee profiteren. Dat garandeert ook wel dat we een bepaalde kwaliteit mogen vragen: de stof moet bijvoorbeeld droog genoeg zijn en de juiste korrelgrootte hebben.

"Wij zijn bereid om te betalen voor iets dat anders als een afvalproduct beschouwd wordt."

Bovendien kan een leverancier de kosten drukken doordat hij plots een nevenstroom kan valoriseren. Dat komt op het krediet van het hoofdproduct, waardoor het geheel net iets concurrentiëler en levensvatbaarder kan worden. En wij verzekerd zijn van onze grondstoffenstroom.”

Hoe zit het met jullie biobased gehalte?

“We zitten gemiddeld aan zo’n 75-80% biobased content. We zijn voortdurend bezig met dat gehalte te verhogen. De volgende stap is 85%. Daarmee halen we de hoogste Duitse biobased categorie. En zo gaan we stap voor stap verder.”

"We zitten gemiddeld aan zo’n 75-80% biobased content."

Laten jullie dat certificeren?

“De technische kwaliteiten enerzijds (slijtvastheid, kleurvastheid, emissies van chemische stoffen tijdens het leven…) hebben we laten certificeren en laten we nog certificeren. Het biobased gehalte anderzijds is eigenlijk eenvoudig te berekenen: ons hars heeft een gecertificeerd biobased gehalte en onze vulstoffen zijn 100% biobased, dus is de rekening snel gemaakt. Maar we bekijken momenteel ook de meerwaarde van een formele certificering.”

Wat gebeurt met jullie producten als ze aan het einde van hun leven komen?

“Onze producten moeten natuurlijk goed hechten aan de ondergrond voor meubels en vloeren. Ons materiaal kan je dus niet zo makkelijk meer scheiden. We kunnen het wel afschrapen en we hebben wel een paar ideeën in de pipeline over wat we daarmee nog kunnen doen. We willen immers de cascade aflopen en onze materialen zo hoogwaardig mogelijk blijven inzetten. Zelf zijn we immers ook al een trap in die waarde-cascade. Als we daar nog verder in kunnen gaan en nog een tussenstap vormen, gaan we daar natuurlijk voor.”

Bieden jullie dan eigenlijk ‘slechts’ uitstel van executie voor die reststromen?

“Ja en neen. Er is daarmee wel degelijk een ecologische winst. We gebruiken namelijk grondstoffen die quasi jaarlijks hernieuwd worden: bessen, koffiebonen, harsen, plantaardige olie… Onze producten daarentegen, gaan tien tot dertig jaar mee. We zetten dus de koolstof van die grondstoffen, die anders meteen door verbranding of compostering vrij zou komen, vast voor enkele decennia. We zijn zo dus een soort ‘mini-carbonsink’.”

"We gebruiken grondstoffen die quasi jaarlijks hernieuwd worden: bessen, koffiebonen, harsen, plantaardige olie… Onze producten daarentegen, gaan tien tot dertig jaar mee."

Hoe gaan de zaken vandaag en wat zijn de toekomstplannen?

“De zaken gaan goed, sinds de award zitten we in een stroomversnelling. We hebben ook vandaag net een grote opdracht gekregen, die onze doorbraak kan betekenen. Want we hebben dergelijke grote referenties nodig om architecten te kunnen overtuigen.

Verder blijven we aan onze producten schaven. We onderzoeken ook hoe we op een gestructureerde manier de meubelsector kunnen benaderen en zelf designpanelen kunnen gaan maken en leveren. Dat laatste gaat investeringen vergen. Het wordt voor ons de overgang van puur ambachtelijk naar industrieel werken.”

Deel dit artikel